Gert van der Kolk - 06 51050119 info@oio.nl

Trui

Ritselmanagement is zo’n licht schurende term, een trui die kriebelt, door de schijnbare tegenoverstelling van ritselen en management. Ritselen klinkt immers informeel, terwijl management doet denken aan formele recepten om een gewenste uitkomst te garanderen. Een mooie vondst dus, een productieve paradox die meteen alert maakt.

Egeltje

Sommige mensen krijgen er pukkeltjes van. Ik heb al verschillende keren de wenkbrauwen van gesprekspartners zien fronsen als ik het woord “ritselmanagement” in de mond nam. Dan laten zij het samenvallen met ritselen. En dan denken zij niet aan het zachte ruisen van een egeltje dat door de bladeren schuifelt. Zij associëren ritselen met iets “op informele wijze of in strijd met de voorschriften of regels bewerkstelligen” (in de woorden van de Grote Van Dale). En dat is natuurlijk een onaangename gedachte voor wie zijn beleidsbeslissingen of inzet van middelen moet verantwoorden aan baas, raad of staten.

Ritselen

Maar ritselmanagement is niet hetzelfde als ritselen, het is het managen ervan. In 2015 publiceerde Gerlinda Tijhuis een boekje over haar aanpak. Daarin beschrijft ze ritselmanagement als het “…mogelijk maken dat een buurt zijn eigen bronnen en kracht kan aanspreken volgens de normen van een sociaal systeem”. En dat maakt ritselen “in strijd met de voorschriften of regels” in een gemeentelijke of provinciale context ondenkbaar. Want transparantie, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid behoren daarin net zo goed tot de normen als “in staat stellen”, “mogelijk maken” en “luisteren naar de ander”. Wie goed ritselt, zal zich daarover dus altijd kunnen en willen verantwoorden. Maar hoe doe je dat dan? Hoe maak je die paradox van ritselen en management hanteerbaar en productief?

Twee

Tijd voor een tweede boekje, Ritselmanagement binnenstebuiten. Daarin gaan Gerlinda Tijhuis en Jirtsin Beenhakker op vragen als: “Hoe verantwoorden we onze burgerinitiatieven?”, “Welke talenten zijn nodig om te kunnen ritselen?”, “Wat is een effectieve rol voor raadsleden bestuurders?” en “Hoe geef je binnenstebuiten leiding?”.

Tijhuis en Beenhakker halen heel wat overhoop. Hoe je teams zichzelf laat organiseren. Waarom je 24/7 met faciliteren bezig bent. Dat redeneren vanuit de factor “geluk” (als in “gelukkig zijn”) het verschil kan maken. Hoe een volksvertegenwoordiger zich ontwikkelt van controleur naar “luisterend verbinder”. Dat je niet om de binnenwereld van je organisatie heen moet ritselen, maar die kunt – en moet –  meenemen.

Precies

Alles is toegankelijk opgeschreven, licht ironisch geïllustreerd en in kort bestek gepresenteerd. Het lijkt me dat de auteurs met dit boekje precies genoeg hebben willen bieden om je aan het denken te zetten zonder de lust tot experimenteren te bederven. Dat past heel goed bij wat ritselen in hun woorden beoogt te zijn: “de praktische tegenhanger van alle ideaaltypische concepten en methodieken” en “pragmatisch doen wat nodig is”.

Drie?

Er is veel behoefte aan het productief verbinden van binnen- en buitenwereld. Daarom doet die bondigheid naar mijn idee soms wat tekort aan de productieve paradox die het managen van ritselen is. Graag had ik bijvoorbeeld nog meer gelezen over theorie en praktijk van het veelbelovende participatiemengpaneel dat Tijhuis en Beenhakker presenteren. Ook ben ik benieuwd naar praktijkervaringen van volksvertegenwoordigers die hun rol zien verschuiven. Werkt dat? Hoe dan? Wat hebben zij van ritselaars nodig?

Anders gezegd: ritselen is geknipt om binnenstebuiten te keren door actieonderzoek en het ontwikkelen van praktijktheorieën over effectief ritselen. Dat doet aan ritselen niets af en versterkt de praktijkgerichte overdraagbaarheid ervan. Op naar boek(je) drie?!