Zinnen
Een reality check op het eigen taalgebruik biedt het boekje “Dat hoor je mij niet zeggen”. De auteurs Van Wingerden en Hendriks hebben daarin zo’n 1500 zinnen verzameld die we als clichés door onze alledaagse taaluitingen weven – als we ergens arriveren, weggaan, iets kopen, uitproberen, een feestje vieren, iets nieuws aantrekken, van gedachten wisselen, de ander iets aan het verstand proberen te peuteren…
Zo hoorde ik mezelf zeggen: “Waar heb jij die wijsheid vandaan?”, “Hebben ze hier wifi?”, “Net had ik ‘m nog”, “Je moet er wat voor over hebben”, “Wat zijn dat voor moderne fratsen?”. En frasen als “Daar moet je echt eens wat mee doen!”, “Dat hoorde ik!” en “Zo, weer een raadsel opgelost” zou ik graag op mijn repertoire zetten.
Zand
Ook strooit het boekje kortstondig zand in de taalproductie: “Nee, nu even niet nóg een cliché gebruiken, dit moet ik origineler kunnen zeggen of schrijven, maar eh, met welke woorden?” Door die zelfreflectie struikel je taalkundig over je eigen benen. Het boekje demonstreert daarmee waar taalkundig onderzoeker Van der Wouden in zijn uitleiding op wijst: als we ze op het juiste moment gebruiken zijn clichés een bindmiddel, doordat we laten zien dat we weten hoe het hoort. Verder zijn clichés een efficiënte manier om informatie over te dragen, want ze liggen kant en klaar op de plank, schrijft Van der Wouden.
Rooien
Ook in de beleidspraktijk komen we beide functies in nauw onderling verband tegen. Even googelen op het woord “beleidsnota” en uit de eerste die ik tegenkom rooi ik stijlbloempjes als: “de vinger aan de pols houden als het gaat om…”, “realistische plannen maken over…”, “de financiële kaders zijn krapper geworden waardoor…”, “de uitgangspunten worden meegenomen in…”, “het is verstandig opnieuw naar de rolverdeling te kijken van…”. Et cetera. *)
Prefab
Allemaal prefab zinsdelen die onafhankelijk zijn van inhoud en context. Vul je eigen onderwerp in op de stippellijntjes en je hebt een beleidsdocument dat vertrouwd leest en waarmee je dus laat zien dat jij weet hoe het hoort. Geen fratsen! Voor de zekerheid en om het af te maken kun je gebruikmaken van de volgende frase, die ik tegenkwam in beleidsnota twee van de googlelijst: “Tot de vaststelling van het beleid geldt onderhavige nota als zelfstandig afwegingskader.”
Voor zulk knutselwerk met taal geldt wat A. Alberts in 1986 al schreef in zijn “Inleiding tot de kennis van de ambtenaar”: “De ambtelijke taal is ontstaan uit de behoefte van de overheid zich duidelijk en voor iedereen begrijpelijk uit te drukken”. (Of bedoeling en effect samenvallen liet Alberts wijselijk in het midden.)
Procestaal
Ook procestaal heeft haar eigen clichématige bouwstenen – als ik een ronkende pay off tegenkom (“Hof aan de Hef” en “Helden van De Ruyter” voor overigens doodnormale bouwprojecten in mijn buurt, een “Deltaplan” voor dit of dat, et cetera), met veel schakelen, verbinden, bijdragen, ontmoeten en delen, dan weet ik: hier wordt hard gezocht naar draagvlak en draagkracht voor iets weerbarstigs. Dan wordt zichtbaar dat een al te enthousiast gebruik van clichés een schaduwzijde heeft: je denkt niet meer na over wat je wilt zeggen, de taal verliest haar precisie en clichés verworden tot holle frasen die niet binden maar afstoten.
*) Uit de brief “Ruimte voor cultuur” van minister Bussemaker uit 2015