Gert van der Kolk - 06 51050119 info@oio.nl

PDF

Uitgangspunt

Wat hebben het theoretisch solvabiliteitscriterium, de actualiseringsmethodiek waarde kavel A7 en het ficobesluit I met elkaar gemeen? Ze zijn onderwerp van regelingen die de rijskoverheid recent voor internetconsultatie heeft aangeboden. Na een aantal jaren experimenteren en evalueren kondigde minister Kamp van EZ onlangs aan dat vanaf 2014 internetconsultatie het “uitgangspunt” wordt bij alle nieuwe wetten en regels, spoedwetten en belastingvoorstellen uitgezonderd.

Raadplegen dus – op de bekende participatieladder is dat de op twee na minst invloedgevende manier om partijen en personen te betrekken bij wat je van plan bent. Alleen het helemààl niet benaderen respectievelijk het informeren van mogelijk belanghebbenden scoren lager. Maar de minister verwacht er veel van. Hij schrijft in de Verzamelbrief regeldruk dat de transparantie van het wetgevingsproces erdoor toeneemt, de publieke participatie groter wordt en de kwaliteit van wetten en regels verbetert.

Evaluatie

Kamp ontleent zijn wijsheid aan de evaluatie van een “rijksbreed experiment” met internetconsultatie over voorgenomen wetgeving. In twee jaar tijd zijn 105 voorstellen ter consultatie op het web gezet. Daar kwamen bijna 5.000 reacties op. Jammer genoeg levert de evaluatie van het experiment meer vragen dan antwoorden op. Het kabinet schrijft bijvoorbeeld: “Van de medewerkers die aangeven een bruikbare reactie te hebben ontvangen heeft de helft de toelichting aangepast. Ruim een derde heeft naar aanleiding van de internetconsultatie de regeling aangepast.” Maar wat staat daar nou eigenlijk? Hoeveel medewerkers vonden dat ze een bruikbare reactie hebben gekregen? En wat wil dat eigenlijk zeggen: bruikbaar? Hoeveel regelingen namen die ontvangers van bruikbare reacties samen voor hun rekening? Hoeveel regelingen zijn nou de facto aangepast? En hoe ingrijpend waren die aanpassingen dan?

Nul

Overigens ging 40% van die 5.000 reacties over het passend onderwijs. Ondermeer de “verlenging algemeen verbindendverklaring handel in gewasbeschermingsmiddelen” en het “wijzigingsbesluit universele dienstverleningen eindgebruikersbelangen” maakten nul reacties los. De evaluatie meldt het braaf maar geeft geen enkele verklaring waarom het ene onderwerp veel en het andere weinig tot geen belangstelling wekt. De evaluatie verklaart überhaupt praktisch niets, maar spreekt zichzelf wel tegen door te concluderen dat door internetconsultatie de kwaliteit van voorstellen toeneemt, terwijl daar volgens de hoofdtekst geen algemeen oordeel over kan worden gegeven.

Maar eens een willekeurige consultatie erbij gepakt: die over de stelselwijziging omgevingsrecht uit 2012. In het verslag is tante Betje aan het woord: “Bij de verwerking zijn alle reacties eerst doorgelezen en zijn de ingebrachte opmerkingen, vragen en suggesties uitgesplitst naar de verschillende hoofdstukken van de Omgevingswet, waarop deze betrekking hebben”. Et cetera, et cetera. En over de reacties: “De meeste partijen hebben in hun reactie positieve en negatieve aspecten belicht, hebben aandachtspunten, kritiekpunten en suggesties meegegeven en (kritische) vragen gesteld. De reacties zijn als zeer nuttig ervaren.”

Wegstrepen

Het lijkt allemaal als twee druppels water op hoe we in het prédigitale tijdperk op het ministerie de inspraak organiseerden. We huurden een zaaltje en nodigden zoveel mogelijk belanghebbenden en belangstellenden uit. Hun reacties liepen natuurlijk dermate uiteen in inhoudelijke kwaliteit en argumenten voor of tegen, dat ik als penvoerder ze tegen elkaar kon wegstrepen, de insprekers vriendelijk bedankte voor de nuttige inbreng en de plannen inhoudelijk ongeschonden verder kon geleiden. De internetconsultatie zoals de rijksoverheid die nu vormgeeft komt over als een moderner ogend jasje voor wat toen al een ouderwetse benadering was.