Grote verwachtingen
“Als we dat hadden geweten” is in menig opzicht een verbijsterend boek over tien jaar decentralisaties in het sociaal domein. Er waren indertijd grote verwachtingen van en ook wel bedenkingen bij. Zorg en ondersteuning moesten beter aansluiten bij wat mensen nodig hebben, de hulp moet gedemedicaliseerd, mensen moesten meer op elkaar betrokken raken (Burgerkracht! Eigenkracht! Samenkracht!) en o ja, het moest ook nog goedkoper. Alle reden, zou je zeggen, om in alweer een kroonjaar de stand van zaken op te maken. Daarom is de claim op het achterplat opmerkelijk: “Deze journalistieke verkenning is de enige evaluatie van tien jaar decentralisaties”. Nou ja…
Interviewen
Heel goed dus dat in elk geval Piet-Hein Peeters en Marcel Ham op pad zijn gegaan om direct betrokkenen te interviewen. Bestuurders, onderzoekers en adviseurs, ervaringsdeskundigen, sociaal werkers… Steeds vragen Peeters en Ham wat er is terechtgekomen van de beloftes van toen. Integraler kunnen werken, zorg en ondersteuning nabij de gebruikers organiseren, meer ruimte voor de professionals én meer ruimte voor de burgers.
Weinig kritisch
Verbijsterend is niet dat de dealmakers van toen vaststellen dat ze te weinig kritisch waren – bijvoorbeeld op de grote bezuiniging waarmee het rijk zijn verantwoordelijkheden over de schutting gooide. Want het zijn de klassieke valkuilen. Onterecht optimistisch zijn over de slaagkansen, het eigen kunnen overschatten, blind zijn voor wat je niet goed kunt… Wel verbijsterend: zou er dan niemand een premortemanalyse hebben gemaakt – waarom zal dit zeker gaan mislukken? (Denk bijvoorbeeld aan risicoklassiekers als gebrek aan geld, tijd en organisatiekracht en een overdosis bestuurlijke ijdelheid.) En wat kunnen we nu al doen om dat te voorkomen? En als zo’n premortem wel is gemaakt, is die dan wel serieus genomen?
Stuklopen
Verbijsterend vind ik ook het hardnekkige streven naar integraliteit in de uitvoering – en dan stuklopen op de schotten, kokers, sectoren waaruit de overheid is opgetrokken en waarin het uitvoerende veld zich spiegelt. Zo’n integraliteitswens gaat uit van de gedachte dat je alles in één hand hebt, quod non. Het ligt veel meer voor de hand om uitvoeringsactiviteiten zo goed mogelijk te integreren, want in systeemintegratie zijn we best goed. Dat vraagt wel dat je de samenwerking organiseert door die te belonen. Dat vraagt regelarme uitvoeringszones zodat het gemakkelijker wordt tijd, geld en arbeidskracht te delen in plaats van elkaar te beconcurreren. En dat je voortdurend verbeteringsgericht leert van wat je doet.
Idee zoek
Maar het integreren van uitvoerende activiteiten heeft pas echt zin als er een integrale vraag aan ten grondslag ligt. Een vraag waarin iedereen zijn belangen kan projecteren, zonder daarmee de vraag voor de anderen stuk te maken. En dat is misschien wel het allerverbijsterendste – zowat iedere geïnterviewde zegt dat in de decentralisaties de individuele hulpvraag centraal is komen te staan, terwijl de gemeenschap toch de inzet was. Het brengen van samenhang in participatie, zorg en ondersteuning, in het versterken van de sociale basis waar onze levens op zijn gebouwd, ons sociale ecosysteem zoals Jos van der Lans dat in zijn interview noemt. Dat centrale idee is al snel zoekgeraakt, onder meer door de angst dat hulpbehoevenden tussen wal en schip zouden vallen. Een versplinterde uitvoering is het gevolg.
Premortem
Iedereen is ontevreden. Start daarom nooit een groot proces met de gedachte: dat lukt ons wel. Doe een premortem, neem die heel serieus. Dit boek laat zich lezen als een groot pleidooi daarvoor.