Gert van der Kolk - 06 51050119 info@oio.nl

Moeilijk

In “Stuurloos – wegwijzers voor een land op drift” beschrijft Kustaw Bessems indringend hoe moeilijk we het vinden tegen te spreken en tegengesproken te worden. En wat daarvan de gevolgen zijn. Grote en kleinere voorbeelden komen langs. De Toeslagenaffaire. De rol van het OMT in de coronatijd. Hoe slecht tegensprekers soms worden behandeld. Hoe lastig het kan zijn voor een toezichthouder om een bestuurder tegen te spreken.

Strijd

Werd er maar meer, beter, eerder tegengesproken, denk je dan. Dat zou een hoop mislukkingen door tunnelvisie, groepsdenken, ongefundeerd optimisme, zelfoverschatting en onvolkomen sturing schelen.
Het nut van tegenspraak is evident. Toch blijf ik hangen op het woord. “Spraak” is uitstekend, die verwijst naar het met elkaar spreken over wat nuttig en nodig is. Maar “tegen” gaat de confrontatie aan met “voor”, schept strijd, en dan heeft als je niet oplet de “spraak” het nakijken.

Vragen

Als tegenspraak nodig is, is er misschien te weinig dwarsgekeken. Dwarskijken gaat niet over: je hebt ongelijk, maar over: je kunt het ook anders zien. Dwarskijken schept ruimte voor discussie, gesprek en samen onderzoeken hoe het beter kan. Zeven jaar geleden schreef ik dat Fike van der Burght en Jan Lagerweij er een instrument van hadden gemaakt. Met een team van deskundige dwarskijkers organiseerden ze in de loop der tijd voor zo’n twintig projecten een intensieve eendaagse frisse blik van buiten: wat loopt goed? Wat heeft aandacht nodig? Nu ze daarmee ophouden is het tijd voor een paar reflectieve vragen aan Fike en Jan.

Valkuilen

Gevraagd naar valkuilen die Fike en Jan in al die dwarskijksessies zijn tegengekomen wijzen ze op de complexiteit van publieke opgaven. Al die pionnetjes op het speelveld. De gelaagdheid en veelzijdigheid van de vraagstukken. De discontinuïteiten in het bestuurlijk opdrachtgeverschap. Combineer dat met vaktrots en de neiging voor een tien te willen gaan. Dan zie je dat mensen te lang doorgaan met enerzijds steeds maar weer reactief brandjes blussen en anderzijds volharden en blijven hangen in het zoeken naar uitwegen en oplossingen. Dan ontbreekt even het vermogen, een stap naar achteren te doen en de vraag te stellen: wat is hier op systeemniveau aan de hand. En dan was het dwarskijkadvies: probeer het niet zelf op te lossen, maar escaleer naar een hoger niveau.

Kunnen

Wat moet je goed kunnen, om te kunnen dwarskijken? Fike: je moet goed kunnen analyseren, een open houding hebben, op een aardige toon vrijmoedig vragen durven stellen. Een kordate teamspeler zijn, durven doorpakken. En pragmatisch zijn: “dit is de grote lijn…”. Jan: een grote meerwaarde zit in de socratische dialoog en het waardevrij vragen kunnen stellen. Je moet overzicht hebben en verbanden zien, en je realiseren dat vreemde ogen niet zozeer dwingen als wel andere dingen zien. Beiden onderstrepen: het gaat niet om oordelen of veroordelen, maar om helpend een spiegel voorhouden en richting geven met je aanbevelingen.

Zelf

Kun je dwarskijken in eigen beheer? In een kleine organisatie is dat lastig, vinden Fike en Jan. In een grotere organisatie of, mooier nog, met dwarskijkers uit een andere organisatie zijn kritische massa, onafhankelijkheid en sociale veiligheid wat gemakkelijker te realiseren. Dat zijn belangrijke randvoorwaarden voor de essentie van dwarskijken: dat je naar boven haalt wat er al leeft, maar waar projectteamleden geen tijd of gesteldheid voor hebben om, een stapje terug doend, te onderkennen.