Gert van der Kolk - 06 51050119 info@oio.nl
Aristoteles

Mijn leraar filosofie wilde de deugdenethiek van Aristoteles wel behandelen maar gaf er geen repetitie over. “Die ethiek heeft geen praktische toepassing”, verklaarde hij en daarmee was de kous af.

Aristoteles’ deugdenethiek is zijn antwoord op de klassieke filosofische vraag: hoe moet ik (goed) leven? Een deugd is het optimum tussen twee extremen. Ergens tussen lafheid en overmoed ligt dapperheid. En gulheid vinden we tussen vrekkigheid en spilzucht. Waar die deugden precies liggen, is op voorhand niet te zeggen. Dat hangt af van mens en omstandigheden.

Gulden middenweg

Wat mijn leraar tot zijn oordeel bracht was me toen een raadsel, en nu nog. Een uitdrukking als “het zoeken van de gulden middenweg” wijst er immers op dat we voortdurend bezig zijn te zoeken naar een deugdzaam handelen. En wie kent niet de kernkwadranten van Daniel Ofman? Een kernkwaliteit is daarin een Aristoteliaans midden tussen een allergie (het negatief tegenovergestelde van je kernkwaliteit) en een valkuil (een teveel daarvan).

Veel procesmanagers herkennen desgevraagd het zoeken van die gulden middenweg. Ze komen dan met uitersten waar ze tussendoor proberen te laveren, schipperen, modderen. Naar bevind van zaken handelend hopen ze een optimum te realiseren. Bijvoorbeeld tussen het werken aan problemen of oplossingen, aan doelen of resultaten. Of tussen versnellen en vertragen, vragen en oordelen.

Deugdelijk

Over klassieke deugden gaat dit niet, althans niet over een juiste manier van handelen in ethisch opzicht. Wél gaat het over de zoektocht naar wat in professioneel opzicht een deugdelijke handelwijze is. En net als bij de klassieke deugdenethiek is er geen methode waarmee je kunt uitrekenen waar het optimum ligt. Dat varieert naar plaats en omstandigheden.

In de loop der tijd hebben we een mooi setje uitersten verzameld die procesmanagers in de praktijk tegenkomen en die zich aan hen voordoen als professionele vragen of dilemma’s: waar ligt het begaanbare pad tussen deze uitersten?

Klassieker

Een veelgehoorde klassieker is deze: moet ik me bezighouden met het proces, of moet ik me richten op de inhoud?

Soms zit daar de verzuchting achter: ik vind de inhoud zo leuk, mag ik me daar nu niet meer mee bezighouden? En vaker nog: kan ik als procesmanager wel effectief zijn als ik van de inhoud niets weet?

De inhoud gaat over het probleem en de oplossing: wat is hier aan de hand? Er moet een oeververbinding komen, een wijk moet nieuw leven worden ingeblazen, het ene stadsdeel moet met het andere worden verbonden. Zonder inhoud krijgt het probleem geen reliëf. Zonder inhoud kun je het met elkaar niet eens worden over wat het probleem nu precies is. En pas als je het eens bent over het probleem, kun je het eens worden over een oplossing.

Zoektocht en optocht

Het proces gaat over de zoektocht naar het probleem en over de optocht naar de oplossing. Over het probleem worden we het immers niet zomaar eens, dat moeten we organiseren: wie erover meepraten, waar en wanneer, welke woorden we kiezen om het te beschrijven… En hoe hou je uit alle mogelijke oplossingen de beste over? Ook dat moeten we organiseren: criteria afspreken, mogelijkheden afstrepen, daar spelregels voor ontwerpen.

Zonder proces leidt de inhoud tot niets en zonder inhoud is het proces betekenisloos. Je moet met beide uit de voeten kunnen. En hoe flauw ook, waar het optimum ligt zul je zelf moeten uitzoeken.