De commissie waarvan ik secretaris was telde zeven leden, maar draaide om twee zwaargewichten uit het middenbestuur. Zij hadden een vast ritueel om tot besluiten te komen. De een zei met kracht van argumenten dat het zus moest. De ander hield daarna een zeer goed onderbouwd betoog dat het zo moest. Waarop de eerste de discussie beslechtte met de woorden: “Dat kan dan allemaal wel zijn, maar zo gaan we het niet doen.” Het was beslist geen holle gewoonte, maar een geritualiseerde reflectie van de ander op de een, tot voordeel van beiden.
Fluisterzacht
De overige vijf bestuurders plaatsten een nuance hier en een tegenwerpinkje daar, maar speelden tweede viool. Toch waren alle zeven vakkundige en ervaren bestuurders, die hun sporen hadden verdiend. Maar om die twee kon niemand in lengte of breedte heen. Ze wisten beter dan de anderen hun stem als instrument te gebruiken. Nu eens fluisterzacht, dan weer doordringend, maar altijd prettig om naar te luisteren. Net als de anderen hadden zij hun argumenten op orde – maar zij verpakten die in een boeiender en doelgerichter verhaal. En bovenal voelden zij haarfijn aan, wanneer het tijd werd voor hun besluitvormend ritueel.
Vaklui
Net als het vak van ambtenaar of procesmanager is dat van openbaar bestuurder een “net-niet-professie”. Zo’n vak voldoet niet aan alle formele kenmerken van een professie (kennisinstituut, certificering, in- en extern toezicht etc), maar wordt door de vaklui wel zo beleefd. Ik heb die term uit Self as tool, een essay van Mark van Twist e.a. In net-niet-professies is er veel ruimte voor persoonlijke professionaliteit, schrijven zij: de professional zet zichzelf in. Niet door “zichzelf te zijn”, maar door zijn zelf als instrument te gebruiken.
Instrument
Van Twist c.s. doen in hun essay een aantal handreikingen en suggesties. Een zelf van een professional is opgebouwd uit een eigen stijl, fysieke kenmerken, intuïtie en een in de loop van de tijd opgebouwd handelingsrepertoire. Combineer dat met competenties en context en je kunt een persoonlijke methodiek afleiden: hoe zet iemand zich wanneer als instrument in?
Vakkundig
De auteurs geven drie kapstokken om “vakkundig jezelf” te zijn. Hoe je met taal omgaat en daarmee een goed verhaal construeert, hoe je je lichaam daarbij inzet (denk aan lengte, postuur, gebaren en gezichtsuitdrukkingen) en hoe je de interactie met de ander(en) vorm en inhoud geeft. Die twee zwaargewichten hingen beter dan de overige vijf hun zelf aan die kapstokken op. Dat maakte ze effectief.
Vertekend
Kennis van en inzicht in jezelf zijn nodig, schrijven de auteurs. Daar ligt dus een probleem, want die hebben we veelal gebrekkig of niet. Een “zelf” kun je niet vastpakken en in een potje stoppen (“dit is mijn ware zelf, zie hier de kern van mijn authenticiteit”). We lijden meestal aan chronische zelfoverschatting, hebben last van het “Dunning-Krugereffect” (hoe incompetenter je bent, des te minder je dat door hebt) en weten vaak niet, wat ons ten diepste drijft. We hebben, kortom, een vertekend beeld van ons zelf (aldus Steve Ayan in Scientific American).
Feedback
Dat hoeft ons natuurlijk niet te beletten, er pragmatisch mee om te gaan en ons zelf als instrument te gebruiken. En omdat je zelfkennis niet van jezelf maar vooral van anderen krijgt, wil ik aan de gereedschapskist graag nog een instrument toevoegen: het voortdurend ophalen van kritisch-constructieve feedback op dat self as tool.