Gert van der Kolk - 06 51050119 info@oio.nl
Hm

Onlangs plofte een nieuwsbrief van Port Feijenoord op de mat – een groot(s) plan om deze deelgemeente van Rotterdam sociaal en economisch te versterken. “Concept Masterplan Kop van Feijenoord is gereed” staat prominent voorop. Ik moest denken aan de start van mijn ambtelijke loopbaan.

Vers van de universiteit en met het hoofd nog bij de wetenschap schreef ik op het ministerie ijverig aan een nota vol beleid. Toen het concept na veel overleg met tal van andere ministeries klaar was liet ik het drukken voor de inspraak van het “maatschappelijk middenveld”. Trots liet ik een exemplaar zien aan een door de wol geverfde collega. “Conceptnota” stond op het titelblad. “Hm”, zei hij, “Ik had het woordje concept héél klein laten afdrukken, ergens linksonder op de titelpagina. Dat staat veel beter en het scheelt een hoop gedoe omdat het minder voorlopig overkomt.”

Geschokt

Geschokt was ik, want het leek me de werkelijkheid geweld aandoen. Het wás toch een concept?! Op de universiteit was ik er hardhandig in geschoold zo precies mogelijk te schrijven. Maar in de beleidsvorming kwam het er kennelijk op aan de werkelijkheid behendig en voordelig te plooien. Dat je niet kon zeggen dat het nìet klopte, maar helemaal wél kloppen deed het ook niet.

Mijn collega had natuurlijk veel beter in de gaten dat die conceptnota een momentopname was. Een vastlegging van een aantal procesrondes (met de andere ministeries) en tegelijk input voor een nieuwe ronde (van inspraak door het middenveld).

Drie dimensies

In Sterke verhalen *) wijzen de auteurs op drie dimensies van zulke vastleggingen. Zo is een vastlegging materieel: je kunt haar lezen (een nota, een nieuwsbrief), doorknippen (een lint), zien (een tekening), ondertekenen (een convenant). Ook is een vastlegging procedureel – ze verhoudt zich tot wat was en wat komt en staat in een kader van afspraken en spelregels. En dan is er nog de symbolische dimensie: de verschillende betekenissen die een vastlegging heeft in de ogen van diverse betrokkenen.

Mijn ervaren collega vond kennelijk dat ik sterker had kunnen sturen op de symbolische dimensie. Door het woordje “concept” te verkleinen, werd de status van de nota groter. En procedureel loop je dan vooruit op de inspraak: knappe jongen die hier nog wat in gewijzigd krijgt.

Beleidsmatig klaar

De opstellers van de nieuwsbrief doen daarentegen hun best, de status van het Masterplan niet te groot te maken. Feijenoorders zijn geoefende insprekers (procedureel), en het plan staat door de economische tegenwind niet stevig in de schoenen (materieel). Dat leidt tot procestaal die ertoe uitnodigt, tussen de regels door te lezen (symbolisch). Men gaat ervan uit “…dat niet alles in één keer aangepakt kan worden. Onderdelen zullen, indien daar geld voor beschikbaar is, afzonderlijk worden opgepakt.” Het geld is kennelijk erg onzeker, want indien klinkt voorwaardelijker dan als of zodra. Het Masterplan is belangrijk want “alle toekomstige ontwikkelingen kunnen op die manier in het geheel van het gebied gezet worden. Zo weet iedereen waar hij of zij aan toe is voor de komende jaren.”. Geen idee wat in het geheel van het gebied gezet betekent, maar je zou denken dat we straks voor jaren beleidsmatig klaar zijn.

*) Maarten Hajer c.s. (red.): Sterke verhalen. Hoe Nederland de planologie opnieuw uitvindt. Rotterdam, 2010 ISBN 9789064507342