Gert van der Kolk - 06 51050119 info@oio.nl
Vragen

In bloei trekken – zo heet de rede waarmee Manon Ruijters een half jaar geleden haar lectoraat in de Ecologie van het leren aanvaardde. Een uitgebreide vorm is op het web te vinden.

Hierin zet ze haar kijk op leren uiteen en ontvouwt ze de hoofdlijnen van haar onderzoeksprogramma. Een daarvan is het leren en ontwikkelen op collectief niveau. Daarbij gebruikt ze de context van routines, projecten, programma’s, processen en improvisatie. Als onderzoeksvragen formuleert Ruijters ondermeer:

  • Wat zijn opvattingen van project- en programmaleiders omtrent leren en ontwikkelen?
  • Welke interventies op het gebied van leren en ontwikkelen passen in de context van projecten en programma’s?
  • Welke vormen van collectief leren dragen zowel bij aan betere resultaten als het leren en ontwikkelen van projectmedewerkers?

Ook in een procescontext zijn dit zeer relevante vragen. Of je nu een idee ontwikkelt, een obstakel uit de weg ruimt of besluitvorming organiseert: je brengt iets nieuws tot stand en bent daardoor per definitie bezig met (het organiseren van) leren.

Hypothesen

Ruijters onderscheidt vier vormen van leren. In het onderwijs doen we vooral aan intellectueel leren; informeel leren doen we door onze ervaringen; imaginair leren doe je door wat er nog niet is te verbeelden en intuïtief leren zet je in als de vraagstelling en setting geen houvast bieden.

Een van de hypothesen van Ruijters is dat de opgaven in routines en projecten denkwerk en ervaringsleren vereisen. Programma’s en processen hebben de inzet nodig van verbeelding en intuïtie.

Hiermee verbindt ze de benodigde vormen van leren met de – veronderstelde – aard van de opgave en met de methodiek. Dat klinkt aanlokkelijk en voor de hand liggend, maar is het houdbaar? Want ook een proces heeft richtlijnen en spelregels nodig, conclusies, aanbevelingen, oftewel: interventies die de onvoorspelbaarheid benutten én verkleinen door deelnemers een spel en een speelveld te geven.

Collectief en individueel

Bovendien zijn in haar hypothese de individuele deelnemers aan een proces verdwenen. Maar kun je collectief leren wel loskoppelen van individueel leren? De een voelt zich meer thuis bij noeste denkarbeid, de ander leeft op met een tekenstift en een vel calco-papier. Niet iedereen is in elke situatie even effectief; de verschillen hoe mensen met nieuwe situaties omgaan zijn groot. Een aanvullende onderzoeksvraag zou daarom kunnen zijn: hoe benut je variaties in individuele
leervoorkeuren in collectief leren?

Omdraaiing

Dit is in feite een omdraaiing van Ruijters’ onderzoeksvraag, welke vormen van collectief leren bijdragen aan het leren en ontwikkelen van individuele medewerkers. Het is de moeite waard, die vraag uit te breiden naar extern betrokkenen: de personen en partijen die voor een of meer rondes toegang hebben tot het proces. In ruil voor de ordening en disciplinering van het proces brengen zij hun leervermogen en –voorkeuren in.

Dat potentieel moet worden benut, en die interactie tussen collectief en individueel leren moet worden bestuurd. Ook dat is een opgave voor de procesmanager.