Het derde en laatste stukje over integraliteit en grenzen. Het eerste stukje: AHMAS; het tweede stukje: Begrenzen. Alles bij elkaar in 1 PDF.
Grenzen trekken
Ons streven naar integraliteit leidt tot AHMAS: alles hangt met alles samen. Het speelveld wordt grenzeloos groot en ziet er uiteindelijk in alle richtingen hetzelfde uit. Dat verlamt: in beweging komen heeft geen zin, want je komt uit waar je al was.
Integraliteit is juist: grenzen trekken.
Om te beginnen door te werken vanuit de notie dat vraagstukken niet integraal of sectoraal zijn, maar dat we ze zo maken. Vraagstukken maken we integraal door met partijen overeenstemming te bereiken over de binnen- en buitenkant ervan, te checken of partijen er hun belangen in kwijt kunnen zonder het stuk te maken en na te gaan of het niet een vermomde, en dan mogelijk sectorale oplossing is.
Patatsnijder
Een integraal of sectoraal vraagstuk kunnen we meervoudig of enkelvoudig benaderen om er een oplossing voor te vinden. Dat wil zeggen: met kennis, kunde, netwerken, geld, methoden en technieken; met gereedschappen vanuit verschillende disciplines, perspectieven en principes. Of dat alles, maar dan vanuit een enkele discipline of perspectief of principe.
Zo ontstaat een patatsnijder van 2 * 2 = 4 cellen. Elke cel staat voor een type oplossing. Die zegt iets over de manier waarop we alles wat nodig is, om een vraagstuk tot een goed einde te brengen, georganiseerd hebben. Zie de figuur.
Sectoraal
“Hoe brengen we verschillende organisaties onder in één gebouw?” is een sectorale vraag. Enkelvoudig benaderd kom je tot een stand alone oplossing, die bijvoorbeeld louter op de verhuur is gericht. Elke organisatie huurt een ruimte, klaar. Denk aan een bedrijfsverzamelgebouw. Er is een gezamenlijke entree, daarna heeft ieder zijn eigen voordeur. Bij een gestapelde oplossing delen ze mogelijk die voordeur, geeft de entree een vermoeden van gemeenschappelijkheid; front- en backoffices zijn gescheiden.
Integraal
“Hoe realiseren we één (gezondheids- of sociaal-cultureel) aanbod vanuit hetzelfde gebouw?” is een integrale vraag. Enkelvoudig benaderd ontstaat een gedifferentieerde oplossing – bijdragen vanuit verschillende disciplines, perspectieven of principes, elk bestuurd vanuit het eigen domein. Ieder draagt een steentje bij, maar wie die steentjes samenvoegt is niet duidelijk. Er is een gedeelde frontoffice, de backoffices zijn gescheiden. Omgekeerd kan ook: achter verschillende frontoffices draait een gezamenlijke backoffice.
Meervoudig benaderd levert dat een geïntegreerde oplossing op, dat wil zeggen: een samenwerking van al die verschillende disciplines, perspectieven en principes tot een functionerend geheel. Dat is ondergebracht in en bestuurd vanuit één punt. Dan worden voordeur, front- en backoffices gedeeld.
Oplossingen organiseren
Gestapelde en gedifferentieerde oplossingen zijn suboptimaal georganiseerd: aard van de vraag en benadering stemmen niet overeen, waardoor we niet het meeste rendement uit onze inspanningen halen.
Een stand alone oplossing is buitengewoon effectief als je een probleem in je eentje kunt tackelen. Kun je dat niet, dan is een geïntegreerde oplossing optimaal. Dan hebben we een flinke hobbel te overwinnen. We zijn veelal zo resultaatgericht dat we beginnen bij de oplossing (een “integrale nota”, een “integrale aanpak”) en vergeten het vraagstuk integraal te maken of kiezen voor de quick win van een sectorale benadering. Maar als partijen weten dat hun belangen in een integraal vraagstuk behartigd zijn, is het beter bespreekbaar dat zij iets van hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden delen om een geïntegreerde oplossing mogelijk te maken.