Barman
In de loop van de jaren hebben we vele metaforen verzameld die sterke, associatieve beelden oproepen van wat een procesmanager doet. Spil, aanjager, spin in het web, buitenboordmotor, masseur, bruggenbouwer, … Een van de mooiste die iemand ooit aandroeg: de procesmanager als barman. Eh, hoezo? Nou, een barman die zijn vak verstaat houdt de sfeer goed, zorgt ervoor dat iedereen zich op zijn gemak voelt, ziet zijn klanten als gasten en weet wat zij willen, neemt ze zo nodig tegen zichzelf in bescherming en zet erop in dat iedereen tevreden vertrekt.
Kracht
De kracht van die metafoor zit in de verrassing van het onverwachte. Die dwingt je, er even bij stil te staan, terwijl je bij meer voor de hand liggende metaforen al snel denkt: o ja, natuurlijk, volgende!
En ook voor die mee obligate metaforen hebben we een beeld: dat van het platgetreden pad. Dat is al zo vaak bezocht, dat het spannende en mooie er van af is. Daar valt niks meer te ontdekken en beleven, verzin eens wat anders!
Padje
En meer in het algemeen zijn metaforen of uitdrukkingen over paden niet per se positief . De gebaande paden zijn een voorstadium van de platgetreden paden, er is het smalle rechte pad en als je daar van afwijkt beland je op het slechte pad, wie het hazenpad kiest gaat er – weinig eervol – vandoor en wie van het padje is, is malende.
Sporen
Jammer eigenlijk, want een pad is zoveel meer. Ik ga te rade bij On trails van Robert Moor – in het Nederlands verschenen als Over paden. Het had ook Over sporen kunnen heten, On trails gaat over beide. Moor gaat na hoe we ons tot paden en sporen verhouden, hoe die ontstaan, zich ontwikkelen en verdwijnen, waarvoor we ze gebruiken, hoe je door een goed ontwerp kunt voorkomen dat gebruikers een pad of spoor verlaten. Moor werpt zijn netten breed uit: kijkt naar heden en verleden, naar de werelden van dieren en mensen, neemt paden en sporen letterlijk (hij schrijft uitgebreid over het ontstaan van de Appalachian Trail) en figuurlijk.
Informatie
“A trail is a tactful reduction of options”, schrijft Moor. “The freedom of the trail is riverine, not oceanic.” Spoorvormen als metafoor voor het convergeren: het reduceren van de baaierd aan mogelijkheden om een probleem aan te pakken, een vraagstuk op te lossen, tot een overzichtelijk geheel. En elders wijst Moor erop dat paden en sporen ons helpen te oriënteren waar we zijn. Sporen dienen als “a form of societal spatial memory”, schrijft hij. Ik moet denken aan het sturen met informatie: wie moet wat wanneer weten? En ook het documenteren en daardoor navolgbaar maken van processtappen. Met informatie maak je een doel- en resultaatgericht processpoor.
Kwaliteiten
Wat maakt een spoor goed? Volgens Moor gaat het om een balans tussen duurzaamheid, efficiency en flexibiliteit. Te duurzaam en het beweegt niet mee met verandering; te flexibel en het erodeert; te efficiënt en het is niet veerkrachtig. Het lijkt wel alsof hij de kwaliteiten van een procesontwerp beschrijft. Dat verbeelden we graag als het organiseren van een optocht. Doe je dat rigide, dan wordt het een mars; doe je dat losjes, dan loopt men alle kanten op en organiseer je het met precies genoeg, dan mag er onderweg niets fout gaan.
Enter nóg een metafoor: de procesmanager als spoorvormer.