Dieselen
Pal naast mijn huis werd een flat gebouwd. Om de bouwplaats van elektriciteit te voorzien stond van ’s ochtends vroeg tot tegen de avond een grote generator te dieselen. Eerst was dat geluid onontkoombaar. Maar na verloop van tijd trad de stilte in – ik was aan het geluid gewend geraakt, waardoor ik eraan voorbijging. Toen de bouw klaar was en de bouwplaats opgeruimd, werd de stilte dieper, nee: oorverdovend. Het duurde even voor ik me realiseerde dat de generator, die tot het geluidsbehang was gaan behoren, weg was.
Zachtjes
Waar ik nu woon staan bij gebrek aan verkeer nergens verkeerslichten. Het is er erg rustig en, zeker toen ik er net woonde: stil. Langzaam maar zeker raakt de ruimte gevuld met geluid. Het kwetteren van de mussen, het tikken van roodborst en winterkoning, het brommen van de steenhommel, het zachte ratelende geluid van een libelle, en de vleugels van de jagende vleermuizen in de tuin klinken alsof iemand met fluwelen handschoenen aan heel zachtjes in de handen klapt. “Hé, de kerkklok!” zei laatst een bezoeker en ik constateerde verrast dat ik die al niet meer hoorde. Onwillekeurig had ik ‘m stil gemaakt.
Oor
Het is zoiets wat ik wel weet, maar waar ik zelden bij stilsta: stilte is niet een absoluut gegeven, noch een ding, maar zit in het oor van wie hoort. We kunnen de stilte zelf horen, de stilte bekleden met geluid en iets stil laten zijn, ook als het geluid maakt.
Kaft
Dat kunnen we letterlijk, maar ook overdrachtelijk. Eva Meijer schrijft erover in twee recent verschenen publicaties. De ene, “Verwar het niet met afwezigheid”, gaat over politieke stiltes. De andere, “Misschien is een ander woord voor hoop” is een pleidooi voor meerstemmigheid in het publieke en politieke debat. Ze liggen zo sterk in elkaars verlengde dat ze gemakkelijk in één kaft hadden gepast. Het is de moeite waard, ze in samenhang te lezen.
Voorbij
Meijer laat de meerkantigheid van stilte zien. De stilte die ontstaat door dingen te verzwijgen, door anderen het zwijgen op te leggen, door er bij wijze van verzet zelf het zwijgen toe te doen of door er simpelweg niet bij stil te staan dat mensen (“of andere dieren”, schrijft Meijer dan vaak) iets zeggen – we horen ze niet, we gaan aan ze voorbij.
Ongelukken
Kijkend naar de vraagstukken waarmee procesmanagement zich bezighoudt (ruimtelijke ontwikkeling, energie, duurzaamheid, …) kun je zeggen dat het een vak is dat taligheid veronderstelt, en overzicht in tijd en ruimte, en abstraherend vermogen. Als we procesmanagers vragen naar wat hun goed van pas komt, noemen ze dit soort vaardigheden. En in de muziek die we daarmee maken zit de stilte besloten van die mensen, die weliswaar een belang hebben in het vraagstuk van dienst, maar die de taal, het overzicht en de abstractie ontberen om hun partijtje mee te kunnen blazen. En vaker wel dan niet komen daar ongelukken van – doordat mensen afhaken, benadeeld worden, en de kloof tussen de haves en de have nots weer een stukje wijder wordt.
Oorverdovend
Tot de meerkantigheid van stilte hoort, dat je haar kunt “leren lezen”, zoals Meijer dat noemt. Dat wil zeggen: stiltes in kaart brengen en onderzoeken, daarvoor tijd nemen en je oordeel tussen haakjes zetten, op gepaste momenten zwijgen, en: luisteren.
Me dunkt dat dan de stilte zich vult, of oorverdovend wordt.